e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reppel

Overzicht

Gevonden: 2002
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hovaardig hovaardig: Ki-jk mich det huvèrig dingk ins luipe; det meintsj waal dat hiêl Bree aan zi-jn kònt hingt  huvèrig (Reppel) hovaardig III-1-4
huiduitslag uitslag: uutslag (Reppel) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huilen beuken: syn. janke  biêke (Reppel), janken: syn biêke  janke (Reppel), sniffen: Een nevenvorm voor snuffen (intensief van snuiven) z.ook snutere en snòffe  sniffe (Reppel), snoffen: snòffe (Reppel), snotteren: buviêr zaat det jònk nûw weer te snutere  snutere (Reppel), zumpen: men hoort ook simpe Det jònk zitsj nûw al ein oor te zimpe, òmdet het zi-jn gòsting neet kri-jgt  zimpe (Reppel) huilen || huilen, pruilen || wenen || wenen, huilen || zachtjes huilen || zachtjes wenen III-1-4
huis, woning huis: hoͅu̯s (Reppel), kruipkot: Ze zitte doa möt hun vi-jf keiner in ein echt krûpkuut  krûpkuut (Reppel) een klein en onaanzienlijk woninkje || huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huishouden huishouden: hoͅu̯shau̯ən (Reppel), En uis hûshauwe wèèrde mötaan gruter en gruter  hûshauwe (Reppel) het huishouden || Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: mescchen (mv.) (Reppel) mus [ZND 43 (1943)] III-4-1
huisraad, inboedel pattaklang: parteklang (Reppel) inboedel III-2-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Reppel) vlieg III-4-2
huppelen huppelen: huppele (Reppel) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen) [N 108 (2001)] III-1-2
huur huur: hēr (Reppel) huur [ZND m] III-2-1