34475 |
kuiken |
kuiken:
ki.kǝ (L358p Reppel)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kielke (L358p Reppel)
|
Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
32341 |
kuip |
tijn:
tin (L358p Reppel
[(om vlees in te zouten)]
)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kejpǝr (L358p Reppel)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
17773 |
kuit |
geut:
geet (L358p Reppel)
|
viskuit
III-4-2
|
22818 |
kunst |
kunst:
ki̯nst (L358p Reppel)
|
Kunst. [ZND m]
III-3-2
|
32624 |
kunstmest |
chimique:
šǝmek (L358p Reppel)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19763 |
kurkentrekker |
stoppentrekker:
Eine stoppentrèkker deentsj òm stöp van flesse te trèkke
stoppentrèkker (L358p Reppel)
|
kurketrekker
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
klep:
opgepast viêr di-j klep, want straks wötsj jan-en-al-leman waat deste gezagd höbs
klep (L358p Reppel)
|
klappei, kwaadspreekster
III-1-4
|
24341 |
kwaken |
kwakelen:
kwākǝlǝn (L358p Reppel)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|