25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aaftraeje (L299p Reuver),
meten:
maetə (L299p Reuver)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29039 |
afpersen |
afpersen:
āfpɛrsǝ (L299p Reuver)
|
Het kledingstuk voor de laatste keer zoveel als nodig is persen. [N 59, 82]
II-7
|
23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aafraffele (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19872 |
afrikaantje |
stinkertje:
-
sjtinkerkes (L299p Reuver)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)]
III-2-1
|
21158 |
afrit |
afrit:
aafrit (L299p Reuver),
āāfrit (L299p Reuver)
|
een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afscheuren:
aafsjeure (L299p Reuver)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31341 |
afschrijflat, rij |
rij:
rij (L299p Reuver)
|
IJzeren of stalen lat waarlangs men rechte lijnen aftekent op het plaatmateriaal. De stalen rij wordt ook gebruikt voor het controleren van de vlakheid van materialen. Zie ook afb. 73. [N 33, 263; N 64, 84; N 66, 3]
II-11
|
31864 |
afschuinen |
kantje breken:
kɛntjǝ brē̜kǝ (L299p Reuver)
|
De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.]
II-12
|
31865 |
afschuining |
visbek:
ves˱bɛk (L299p Reuver)
|
De schuinte die ontstaat door de kant van een stuk hout te schaven. Zie ook afb. 52. Vgl. voor het woordtype vaas, dat werd opgegeven door de respondent uit Mechelen (Q 204a), ook wnt XVIII, kol. 632, s.v. vasche, ø̄reep, strookø̄. Wanneer twee stukken hout die elk aan de lange, smalle zijde van een afschuining zijn voorzien, tegen elkaar worden bevestigd, ontstaat een V-vormige uitsparing, die visbek wordt genoemd. [N 53, 125b; monogr.]
II-12
|
33485 |
afslaan, van noten |
afslaan:
aafslaon (L299p Reuver)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
I-7
|