17662 |
handpalm |
palm:
palm (L299p Reuver)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31440 |
handschaar |
plaatscheer:
plātšīr (L299p Reuver)
|
In het algemeen een handschaar voor het knippen van plaatmateriaal, banden, draad, etc waarmee vooral een rechte snede wordt gemaakt. Zie ook het lemma "handschaar voor boogvormige sneden". Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb. 137. [N 33, 244; N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a; monogr.]
II-11
|
31441 |
handschaar voor boogvormige sneden |
gebogen plaatscheer:
gǝbǭgǝ plātšīr (L299p Reuver)
|
In het algemeen een handschaar waarmee men boogvormige sneden kan maken. De bekken en de benen van dit type schaar kunnen diverse vormen hebben. Zie ook afb. 138. Voor zover door de informant opgegeven, wordt achter de betreffende plaatscode met behulp van een letter verwezen naar de verschillende scharen uit afb.138. [N 33, 265; N 64, 3a; N 66, 4a]
II-11
|
18256 |
handschoen |
haas:
haas (L299p Reuver),
haasens (L299p Reuver),
haasse (L299p Reuver)
|
handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
31324 |
handschroef |
handschroef:
hantjšruf (L299p Reuver)
|
Kleine, ijzeren staartbankschroef waarin men een werkstuk kan vastklemmen. Zie ook afb. 58. De handschroef wordt gebruikt onder meer gebruikt bij het klinken, solderen en met de hand vijlen van kleine voorwerpen. [N 33, 204b; N 33, 241]
II-11
|
22879 |
handspel |
hands (eng.):
hends (L299p Reuver)
|
Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
31752 |
handvat van de handzaag |
handvat:
hantj˲vat (L299p Reuver)
|
De houten handgreep van de handzaag. [N 53, 2a]
II-12
|
31822 |
handvat van de schaaf |
handgreep:
hantj˲grēp (L299p Reuver),
handvat:
hantj˲vat (L299p Reuver)
|
Het handvat dat, vooral bij langere houtschaven zoals de reischaaf, boven op het schaafblok bevestigd is. Zie ook afb. 35. [N 53, 55a]
II-12
|
19566 |
handveger, stoffer |
handveger:
(korte steel)
handjvaeger (L299p Reuver)
|
bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31383 |
handvijl, blokvijl |
blokvijl:
blǫk˲vīl (L299p Reuver)
|
Platte, stalen vijl, rechthoekig van doorsnede en zonder punt. Soms is één kant van het blad enkel en één kant dubbel gekapt. De vijl kan voor diverse werkzaamheden gebruikt worden. Zie ook afb. 100. [N 33, 95 add; monogr.]
II-11
|