e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen, schreien grijnzen: grijze (Reuver) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoes (Reuver) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshajen (Reuver) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak slak: WLD  sjlek (Reuver), slakkenhuis: sjlekkehoes (Reuver) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huislook huislook: -  hoëslouk (Reuver) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] III-4-3
huismus, mus huismus: (hoes)mös (Reuver), jiets: jiets (Reuver), mus: hde hölle [als dit er inderdaad staat, wat betekent het dan?]  mös (Reuver), mv.  mösse (Reuver) huismus || mus || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Reuver), vlieg: vleeg (Reuver) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] III-4-2
huisvuil afval: aafval (Reuver) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide bleek: bleik (Reuver), bleͅi̯k (Reuver) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7
huiszegen huiszegen: hoeszaegen (Reuver), hoeszegen (Reuver) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3