31343 |
kruisstaal |
afschrijfblok:
āfšrīf˱blǫk (L299p Reuver)
|
Stalen werktuig om evenwijdig lijnen op het materiaal te trekken. Het bestaat doorgaans uit een ronde stang waarbij aan één uiteinde een haakse stalen pin is bevestigd. Op de stang is verder een verplaatsbare aanslag aangebracht die met een schroef of vleugelmoer kan worden vastgezet. Wanneer de aanslag langs de kant van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de stalen pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het materiaal. Er bestaat ook een uitvoering waarbij aan één uiteinde van de ronde stang een vastzittend klein wieltje is bevestigd, terwijl op de stang een draaibaar, groter wieltje is aangebracht. Het kleine wieltje wordt langs de zijkant van het werkstuk geschoven, het grote dient om de evenwijdig aan de rand lopende lijn af te tekenen. Zie ook afb. 75. [N 33, 264; N 64, 81a; N 66, 2a]
II-11
|
28989 |
kruissteek |
kruissteek:
krȳtsštēk (L299p Reuver)
|
Steek waarbij de draad kruislings komt te liggen. Volgens Van Dale (s.v. ø̄kruissteekø̄) gelijk aan de flanelsteek. Zie ook het lemma ɛflanelsteekɛ. Volgens informanten gebruikt men deze steek om de naad plat af te werken (L 163), voor de zoom van mantels of dikke stof (L 298a), om de zoom vast te zetten (L 299) en om iets vast te maken aan de binnenkant (K 353). Zie afb. 36.' [N 59, 64; N 62, 15c; N 62, 16a]
II-7
|
23705 |
kruisteken |
kruis:
kruuts (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23799 |
kruisverering |
kruisverering:
kruutsveriering (L299p Reuver),
relikwie kussen:
relekwiekosse (L299p Reuver)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
krutsweeg (L299p Reuver),
kruutswaeg (L299p Reuver, ...
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L299p Reuver)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
veertien staties:
14 sjtasies (L299p Reuver)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23413 |
kruiswegstatie |
statie:
sjtaasie (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
sjtasie (L299p Reuver),
sjtatie (L299p Reuver)
|
Elk van de 14 afbeeldingen van Jezus kruisweg [statieoene, staties?]. [N 96A (1989)] || Één statie van de kruisweg. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
kruiwagen:
krywāgǝn (L299p Reuver),
schur(k)kar:
šø̜rkɛr (L299p Reuver),
schurgkar:
šø̜rkar (L299p Reuver)
|
[monogr.]Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.]
I-13, II-8
|
34641 |
kruiwagenberrie |
bomen:
bø̜ym (L299p Reuver)
|
Elke van de twee lange draagbomen. Aan de voorzijde zijn de twee berries verbonden met de as van het kruiwagenwiel. Aan de andere kant van de berries bevinden zich de handvaten. Bij de meeste kruiwagens kunnen op de berries zijwanden geplaatst worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Bij de bakkruiwagen zijn deze zijwanden vast, en bij de scheienkruiwagen komen ze niet voor. Onderaan de berries bevinden zich de poten van de kruiwagen. [N 18, 98c + 99 + add; N G, 53a; JG 1a; JG 1b; RND 129; monogr.]
I-13
|
29960 |
kruizeel |
help:
(mv)
hɛlpǝ (L299p Reuver),
lichtriem:
lexrēm (L299p Reuver),
schur(k)karriem:
šørkɛrrēm (L299p Reuver)
|
Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr]
I-13
|