18377 |
lage klomp? |
lage klomp:
liege klomp (L299p Reuver)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zomp (L299p Reuver)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
band:
bē̜njtj (L299p Reuver),
zure grond:
zūrǝ gronjtj (L299p Reuver)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
31215 |
lagerkussen |
lagerschaal:
lāgǝršāl (L299p Reuver)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
19769 |
laken |
laken:
lākǝ (L299p Reuver)
|
Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW]
II-7
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjoon (L299p Reuver)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lām (L299p Reuver),
lammetje:
lɛmkǝ (L299p Reuver),
schaapje:
šø̄pkǝ (L299p Reuver),
šø̜pkǝ (L299p Reuver)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lāmǝ (L299p Reuver)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitspap:
Nieuwe [spelling]
boGGespap (L299p Reuver)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L299p Reuver)
|
lamp [SGV (1914)]
III-2-1
|