21164 |
rails |
rails (<eng.):
reels (L299p Reuver),
rils (L299p Reuver)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29763 |
rakelen |
rakelen:
rǭkǝlǝ (L299p Reuver)
|
De kolen in de oven los maken of uit de oven verwijderen met behulp van het rakelijzer. [N 98, 123; monogr.]
II-8
|
29548 |
rakelijzer |
haardstek:
hē̜rtštɛk (L299p Reuver),
rakelijzer:
rǭkǝlīzǝr (L299p Reuver),
rakelsijzer:
rǭkǝls˱ī̄zǝr (L299p Reuver)
|
Een doorgaans ijzeren voorwerp waarmee de kolen in de oven los gemaakt of uit de oven verwijderd werden. Zie ook afb. 13. [N 98, 122; monogr.] || IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32]
II-11, II-8
|
19433 |
ramen lappen |
lappen:
lappe (L299p Reuver),
zemen:
zeime (L299p Reuver)
|
Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rammelaer (L299p Reuver),
rammeleer (L299p Reuver),
rekel:
rêkel (L299p Reuver)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1, III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rammelen:
rammele (L299p Reuver)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18413 |
rand van een hoed |
rand:
randj (L299p Reuver)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24626 |
rank |
rank:
rank (L299p Reuver),
WBD / WLD
rank (L299p Reuver),
reng (mv.):
renk (L299p Reuver),
slang:
sjlank (L299p Reuver)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
renk (L299p Reuver)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garstig:
garstig spek (L299p Reuver),
gerstig (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|