19040 |
snikken |
beuken:
i.e. Ndl. schreien.
beuke (L299p Reuver),
grijnzen:
greize (L299p Reuver)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
24245 |
snip, algemeen |
snip:
mv.
sjnippe (L299p Reuver)
|
snip
III-4-1
|
21450 |
snipper |
snipper:
sjnipper (L299p Reuver),
sjnippər (L299p Reuver),
voddeltje:
vgl. Venlo Wb. (pag. ): foddel, 1. vod, lor; -2. kledingstuk van slechte kwaliteit.
föddəlkə (L299p Reuver)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
sjnoepe (L299p Reuver)
|
snoepen [SGV (1914)]
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
lekker:
lekker (L299p Reuver),
slok:
sjlòk (L299p Reuver),
snoep:
sjnoep (L299p Reuver)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
babbelaar:
babelèèr (L299p Reuver),
babbeltje:
babbeltje (L299p Reuver)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33996 |
snoer |
smikkekoord:
šmekǝkǭrt (L299p Reuver)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
17753 |
snor |
knevel:
(knevel) (L299p Reuver),
knēvəl (L299p Reuver),
snor:
sjnor (L299p Reuver),
šnor (L299p Reuver),
snorbaard:
snjorbaard (L299p Reuver)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)]
III-1-1
|
25048 |
snorren |
snorren:
sjnorre (L299p Reuver)
|
een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34510 |
snot |
snot:
šnot (L299p Reuver)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|