e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reuver

Overzicht

Gevonden: 5384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoon jong: jong (Reuver), zoon: zoon (Reuver, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zorgen voor bezorgd zijn: bezorg zin (Reuver), in de gaten houden: in de gāātə hāājə (Reuver) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zāt (Reuver, ... ), zât (Reuver) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Reuver) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zūūge (Reuver), zy(3)̄gə (Reuver), zuiken: zūūge (Reuver) zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigfles lotsfles: loets fles (Reuver), zuigfles: zuugfles (Reuver) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2
zuinig benauwd: benauwd (Reuver), benouwt (Reuver), zuinig: zuinig (Reuver), zuunig (Reuver) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zure haring haring: hīēring (Reuver), rolmops: maar dan opgerold  rolmops (Reuver), zure haring: zoere hiering (Reuver) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: t zōēr (Reuver), t zōēr hubbe (Reuver), zoer (Reuver) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuster begijn: begien (Reuver), zuster: zuster (Reuver, ... ), neen  zustər (Reuver), zuustər (Reuver) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2, III-3-3