19497 |
borstel |
borstel:
borstel (L299p Reuver)
|
borstel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17631 |
borsten |
borsten:
borste (L299p Reuver),
memmen:
memme (L299p Reuver, ...
L299p Reuver),
tieten:
tiëte (L299p Reuver)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
borst (L299p Reuver),
borstkas:
borskas (L299p Reuver, ...
L299p Reuver)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31419 |
borstplaat |
borststeun:
bǫrsštø̜n (L299p Reuver)
|
Een licht gebogen metalen plaat waar men tijdens het werken met de boogdrilboor met de borst tegen leunt om op deze wijze druk te kunnen uitoefenen. Dit onderdeel van de boogdrilboor kan ook als knop of handvat zijn uitgevoerd. Zie ook afb. 126. [N 33, 125]
II-11
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
borsrok (L299p Reuver)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (L299p Reuver),
flēürəs (L299p Reuver)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
borsttasje:
borsteske (L299p Reuver)
|
de buitenzak ter hoogte van de borst [N 59 (1973)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bosje:
bø̜skǝ (L299p Reuver)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bos:
boes (L299p Reuver),
bussel:
WBD / WLD
bôêsəl (L299p Reuver)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
20734 |
bosbessenvlaai |
marbelenvlaai:
Nieuwe [spelling]
marbeleflaaj (L299p Reuver)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|