e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kliere (Riemst) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klokhuis kits: kits (Riemst) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
kloven doorkappen: dwø̄rkapǝ (Riemst) Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1
kluit aarde klot: klǫt (Riemst) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knellen pitsen: pitse (Riemst) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitse (Riemst) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneuzen blutsen: blēūtse (Riemst) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kneej (Riemst) knie [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen grommen: groommen (Riemst) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: pitse (Riemst) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2