24541 |
lis (alg.) |
lis:
lès (Q175p Riemst)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litē.kə (Q175p Riemst)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kɛ̄.kǝ (Q175p Riemst)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
sjê.t⁄ (Q175p Riemst)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lôôpe (Q175p Riemst),
lō.pǝ (Q175p Riemst)
|
lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
zwɛŋəl (Q175p Riemst, ...
Q175p Riemst,
Q175p Riemst),
zwegeltje:
zweing-elke (Q175p Riemst, ...
Q175p Riemst,
Q175p Riemst)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)
lui (Q175p Riemst)
|
lui, traag [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
reeke lui (Q175p Riemst)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
krijten:
ook materiaal znd 28, 53
kreete (Q175p Riemst)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
ui is kort
de klok luit (Q175p Riemst)
|
De klok luiden. [ZND 30 (1939)]
III-3-3
|