e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lang leven lang leven: znd 30, 15;  lang laive (Riemst) lang leven [ZND 30 (1939)] III-2-2
langboom van de wagen langwagel: lā.ŋkwǭ.gǝl (Riemst) Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr] I-13
lange broek lange broek: ’n lang broek (Riemst) lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
langwagen langwagel: lā.ŋkwǭgǝl (Riemst) Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d] I-13
langwerpige streep van voorhoofd tot neus streep: strī.p (Riemst) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
lap lap: lap (Riemst) Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)] III-1-3
lastig (werken) lastig: ook materiaal znd 30, 02  lestig (Riemst) lastig [ZND 01 (1922)] III-1-4
laten laten: lôâte (Riemst) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
leegloper leegloper: ook materiaal znd 30, 4  lêêglôôper (Riemst) leegloper [ZND 01 (1922)] III-1-4
leeuw leeuw: e leeuw (Riemst) Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2