17541 |
groeien |
gaan:
gaan (P189p Rijkel)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374]
I-4
|
22348 |
haasje-over |
bokspringen:
/
bokspringe (P189p Rijkel)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
heips (P189p Rijkel)
|
hesp, ham (de bil v.e. geslacht varken) [Goossens 2c (1963)]
III-2-3
|
19566 |
handveger, stoffer |
bezem:
bessəm (P189p Rijkel)
|
handveger [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
hatte (P189p Rijkel)
|
Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
/
henke (P189p Rijkel)
|
hinkelen [SND (2006)]
III-3-2
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkelpaard:
/
schokkelpjaad (P189p Rijkel)
|
schommelpaard [SND (2006)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
ringen:
reinge (P189p Rijkel),
/
reinge (P189p Rijkel)
|
Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || met de hoepel lopen [SND (2006)]
III-3-2
|
34209 |
hondsdolheid |
razernij:
rūzǝrnēi̯ (P189p Rijkel)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
26374 |
hoogsel |
hoogsels:
hø̜xsǝls (P189p Rijkel)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|