e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rijkel

Overzicht

Gevonden: 292

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groeien gaan: gaan (Rijkel) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] I-4
haasje-over bokspringen: /  bokspringe (Rijkel) / [SND (2006)] III-3-2
ham, hesp hesp: heips (Rijkel) hesp, ham (de bil v.e. geslacht varken) [Goossens 2c (1963)] III-2-3
handveger, stoffer bezem: bessəm (Rijkel) handveger [ZND 02 (1923)] III-2-1
harten in het kaartspel harten: hatte (Rijkel) Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
hinkelen hinken: /  henke (Rijkel) hinkelen [SND (2006)] III-3-2
hobbelpaard schokkelpaard: /  schokkelpjaad (Rijkel) schommelpaard [SND (2006)] III-3-2
hoepelen ringen: reinge (Rijkel), /  reinge (Rijkel) Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || met de hoepel lopen [SND (2006)] III-3-2
hondsdolheid razernij: rūzǝrnēi̯ (Rijkel) Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25] I-11
hoogsel hoogsels: hø̜xsǝls (Rijkel) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13