24470 |
bloei |
bloei:
blui̯ (P189p Rijkel)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blui̯ǝ (P189p Rijkel),
in bloei zijn:
(-) is in bloei (P189p Rijkel)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
boer (P189p Rijkel)
|
Boer: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
22552 |
boog |
boog:
boog (P189p Rijkel),
bògschiete (boogschieten) (P189p Rijkel)
|
Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
34565 |
boomwagen |
huts:
høts (P189p Rijkel)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
20637 |
boterham |
boterham:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
botterham (P189p Rijkel),
botəram (P189p Rijkel),
snede:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snij (P189p Rijkel)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bou (P189p Rijkel)
|
Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
33644 |
bouwland |
land:
laǝnt (P189p Rijkel)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
24474 |
braamstruik |
braamstruik:
broëmstroeək (P189p Rijkel)
|
braam (struik) [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
19860 |
branden |
branden:
bj‧anə (P189p Rijkel)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|