24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (Q168a Rijkhoven)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
motø͂ͅr (Q168a Rijkhoven)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrenger (Q168a Rijkhoven)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mou, muike (Q168a Rijkhoven),
twee maun (Q168a Rijkhoven)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
33767 |
muil |
muil:
mǭǝl (Q168a Rijkhoven)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
naasband:
nǭǝs˱ba.nt (Q168a Rijkhoven)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
20122 |
muizen |
lopen achter de muizen:
loͅu̯pə ātər də mā.s (Q168a Rijkhoven),
muizen:
mouzen (Q168a Rijkhoven)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
muits (Q168a Rijkhoven)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q168a Rijkhoven)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
flier:
-
felieren (Q168a Rijkhoven)
|
muurbloem
III-4-3
|