id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34257 | bak om boter in te kneden | loop: lōp (Rijkhoven), teil: tēl (Rijkhoven) | Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11 |
20585 | bakken | bakken: bàkn (Rijkhoven) | bakken [RND] III-2-3 |
29842 | bakkruiwagen | toeë kruiwagel: tōǝ krǫu̯wǭ.gǝl (Rijkhoven) | Kruiwagen met een vaste bak: twee vaste zijplanken, een hoofdbord en soms een vast achterschot. De bakkruiwagen is de eigenlijke opvolger van de scheienkruiwagen. Door de vervanging van de potstal door de stal op steen moest de mest veel vaker verwijderd worden (tot twee keer per dag tegenover twee keer per jaar). De scheienkruiwagen was hiervoor niet zo geschikt, omdat de mest tussen de scheien op de grond viel. Daarom zijn de boeren overgeschakeld op een kruiwagentype, dat oorspronkelijk alleen maar in de bouw gebruikt werd. Het gebied waarin dit kruiwagentype voorkomt overlapt bijgevolg volledig met dat van de scheienkruiwagen. Zie ook wld II, 8 onder het lemma bakkruiwagen. [N 18, 97c + add; N G, 51 + 52c; JG 1b; L 1a-m; L 1u, 139; L 16, 19a-b; A 14, 14a; A 42, b-e-f; monogr.] I-13 |
25603 | baksel | baksel: bē.ksǝl (Rijkhoven), gebakte: gǝbēktǝ (Rijkhoven), mottel deeg: mottel deeg (Rijkhoven) | Hoeveelheid deeg die in één keer gebakken wordt. Het kan hier gaan om een grotere of kleinere hoeveelheid deeg. De hoeveelheid kan blijkens de opgaven een "moelde" (= baktrog), een pond (zie woordtype "pundel"), "voor één brood" zijn, of minder bepaald een "klomp", "kneedsel" enz. zijn. "malood" duidt op een hoeveelheid baksel, gemalen graan, dat in een bakzak naar de molen gaat. Ook Weyns (blz. 37) maakt melding van het gebruik van een bakzak. Op de vooravond van het bakken moest deze bakzak terug zijn van de molen: door het malen verkreeg het meel een zekere warmtegraad en moest afkoelen, voordat het in de baktrog ging. [L 32, 50; rnonogr.] II-1 |
21296 | balans | dwarshout: dwarshout (Rijkhoven), warshout: wi̯ōshō.t (Rijkhoven) | Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13 |
19114 | bang | bang: niet bang zien (Rijkhoven) | (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4 |
18173 | barrevoets | barrevoets: barəməs (Rijkhoven) | blootvoets [RND] III-1-3 |
19730 | bed | bed: bet (Rijkhoven) | bed [RND] III-2-1 |
21454 | bedelaar | bedelaar: bêdelar (Rijkhoven), ne bêdelar (Rijkhoven) | een arme mens [ZND 32 (1939)] || leurder [ZND 28 (1938)] III-3-1 |
21558 | bedienen | bedienen: bedienen (Rijkhoven), helpen: helpen (Rijkhoven) | Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)] || Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)] III-3-1, III-3-3 |