21471 |
betalen |
betalen:
che mot geld hebbe veur konne te betoalen (Q158p Riksingen)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
verlegen:
hei stond verleige (Q158p Riksingen),
ook materiaal znd 32, 67
verleige (Q158p Riksingen)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
traperen (<fr.):
trappiere (Q158p Riksingen)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
overtrekken:
də lox iø̄vərtrek (Q158p Riksingen)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
beie (Q158p Riksingen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
boom:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
boom (Q158p Riksingen)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beuk:
by(3)̄k (Q158p Riksingen)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
te rijp:
te rijp (Q158p Riksingen)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voederhoek:
vui̯ǝrhuk (Q158p Riksingen),
voederstal:
vūi̯ǝrstal (Q158p Riksingen)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
25231 |
bewolking |
fel bewolkt:
fel bəwolək (Q158p Riksingen)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|