e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenachtige grond keiland: kē̜lānt (Riksingen) Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4] I-8
steenbakkersklei brikkengrond: brekǝgrǫnt (Riksingen) Algemene benaming voor de grondstof waarmee bakstenen vervaardigd worden. Doorgaans wordt alleen de leem gebruikt die direct onder de aardoppervlakte wordt aangetroffen (Donkers, pag. 21). [N 27, 48; N 98, 20; monogr.] II-8
steengruis kiezel: kīzǝl (Riksingen) Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.] I-8
steenkool kolen: koeëlen (Riksingen, ... ), koulə (Riksingen, ... ) steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)] III-2-1
stelen stelen: stèlen (Riksingen) stelen [ZND 25 (1937)] III-3-1
stelen, scheefslaan comme ci comme a (fr.) doen: Van Dale (FN): comme2, comme ci comme ça, zo zo, zn gangetje.  kom sī kom sa døn (Riksingen), oppakken: oppakkə (Riksingen), pikken: pökkə (Riksingen), scheefslaan: šēf sløn (Riksingen), sjoepen: sūpə (Riksingen) Hij heeft het in t geheim weggenomen (gemeenzame uitdrukkingen als "scheefslaan, pikken"enz). [ZND 01u (1924)] III-3-1
stenen pot, keulse pot potje: pötteke (Riksingen) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
sterx ster: stār (Riksingen) ster [ZND 07 (1924)] III-4-4
stiefkinderen stiefkinder: stĭĕfkənnər (Riksingen) stiefkinderen [ZND 11 (1925)] III-2-2
stiefmoeder halfmoene: cf. WNT s.v. "moene"; zie "moei  hàfmoin (Riksingen), stiefmoene: stifmoin (Riksingen) stiefmoeder [ZND 11 (1925)] III-2-2