33665 |
vetweide |
vetwei:
vetwej (Q158p Riksingen)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
20574 |
vieruursboterham |
caf-tijd:
kaffē tɛjət (Q158p Riksingen)
|
de maaltijd die gewoonlijk rond vier uur in de namiddag gebruikt wordt, het vieruurtje [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
ee knepke (Q158p Riksingen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
ee kwatche (Q158p Riksingen)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q158p Riksingen)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
19745 |
viooltje |
flet:
flet (Q158p Riksingen)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
22413 |
vishengel |
vislijn:
veschlijn (Q158p Riksingen)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
toert (Q158p Riksingen)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaomsch (Q158p Riksingen)
|
vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkof (Q158p Riksingen, ...
Q158p Riksingen)
|
vlaamse gaai [ZND 01 (1922)] || vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|