32454 |
zolen onder de klomp slaan |
beslagen klompen:
bǝslǫwgǝ klompǝ (Q158p Riksingen)
|
De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.]
II-12
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zōmərklēr (Q158p Riksingen)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
goede kleren:
gūj klēr (Q158p Riksingen)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
`s zondagsvoordoek:
sondəsvørək (Q158p Riksingen)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
belken:
bęlǝkǝ (Q158p Riksingen)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
18342 |
zool van een schoen |
zool:
zōl (Q158p Riksingen)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20189 |
zoon |
zoon:
zóón (Q158p Riksingen)
|
zoon [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21324 |
zuinig |
erg:
hēͅjə es zō erch (Q158p Riksingen)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
34181 |
zuiveren |
nog altijd vuil derafkomen:
nog altijd vuil derafkomen (Q158p Riksingen)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|
33618 |
zuring, groente |
surelle:
sərɛl (Q158p Riksingen)
|
Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 2c (1963)]
I-7
|