e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buskruit poeder: poeier (Riksingen), poier (Riksingen) buskruit [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bęsǝl (Riksingen), schoof: šō.f (Riksingen) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder: spotnamen tettenkorf: teͅtəkørf (Riksingen) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurman gebuur: geboer (Riksingen, ... ) buurman [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurt geburen: hei wönt in uus geboere (Riksingen) Hij woont in de buurt [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurten omgaan: ich goïn éns wat eum (Riksingen) Hoe heet het gebruik in de winter s avonds bij de buren te gaan zitten praten? [ZND 22 (1936)] III-3-1
buurvrouw vrouw uit de geburen: vroow aut de geboere (Riksingen) buurvrouw [ZND 22 (1936)] III-3-1
cape pelerine (<fr.): pelərin (Riksingen) cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)] III-1-3
capuchon capuchon (fr.): kapyšo͂ͅ (Riksingen) capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)] III-1-3
castreren snijden: snęi̯ǝ (Riksingen), spitsen: spetsǝ (Riksingen) In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11