e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Riksingen

Overzicht

Gevonden: 1965
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grond waarop de boerderij staat berg: bē̜ ̞rǝx (Riksingen) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grootmoeder grand-mre (fr.): graameer (Riksingen), grootmoeder: grutmoiər (Riksingen), grote ma: gróótə maa (Riksingen), mem: méém (Riksingen), moeder: moeder (Riksingen, ... ) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: grutaas (Riksingen) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootte grootte: gredž (Riksingen) grootte [ZND 01 (1922)] III-4-4
grootvader grand-pre (fr.): graampèr (Riksingen), grootse pa: gróótsepaa (Riksingen), grootvader: groutvauier (Riksingen), grutvoier (Riksingen), tij: cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  tei (Riksingen), tij-vader: kindertaal  teie-vauider (Riksingen) grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij winning: węneŋ (Riksingen) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grove stem grove stem: een graof steum (Riksingen) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit, schalk fareur (fr.): fasseur (Riksingen) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gulden gulden: geulle (Riksingen) gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: geulle mis (Riksingen) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3