e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

Gevonden: 1563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hagelen hagelen: hagele (Rimburg) hagelen [SGV (1914)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelsteen: hajelstee (Rimburg) hagelsteen [SGV (1914)] III-4-4
hagelx hagel: hajel (Rimburg) hagel [SGV (1914)] III-4-4
hak hak: hak (Rimburg) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] II-10
hak van een schoen hak: de hak van inne schaon (Rimburg) hak van de schoen [N 07 (1961)] III-1-3
haken hangen: (blieve).  hange (Rimburg) haken (ww.) [SGV (1914)] III-1-3
haken en ogen krammen en ogen: krɛm ɛn ojǝ (Rimburg) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakmes heep: hièp (Rimburg) heep (bijl) [SGV (1914)] III-2-1
haksel haksel: hɛksǝl (Rimburg) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen halen: hoale (Rimburg) halen [SGV (1914)] III-1-2