e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

Gevonden: 1563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoed (alg.) hoed: hod (Rimburg) hoed [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: højǝ (Rimburg), hø̜̄jǝ (Rimburg) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hōf (Rimburg, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal noodstal: nūwatštal (Rimburg) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hok (Rimburg) hoek [SGV (1914)] III-4-4
hoepel reep: reep (Rimburg) hoepel [SGV (1914)] III-3-2
hoepelen repen: reepe (Rimburg) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoest hoest: hos (Rimburg) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hoesten hoesten: hooste (Rimburg) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
homp brood korst brood: kōēsjbrōēd (Rimburg) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3