e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117b plaats=Rimburg

Overzicht

Gevonden: 1563
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen pitsen: pitsje (Rimburg) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu vlasvink: vlasvink (Rimburg) kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
knie knie: knei (Rimburg) knie [SGV (1914)] III-1-1
kniezen kniezen: knieze (Rimburg) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Rimburg), pitsen: pitsje (Rimburg) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen met doorgezonken knie?n lopen: mit doergezonke kneeje loope (Rimburg) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikker frankel: Das für Kerkrade belegte frankef ist wohl als Kontamination von benachbartem huuf und frank zu erklären, während frankel eine im Rheinland und Limburg (Simpelveld, Schaesberg, Waubach, Rimburg, Eigelshoven, Vaals) vielfach vorkommende Diminutivform ist. Oder ist es unter Einfluss des marbel-Typus entstanden?  frankel (Rimburg), huif: huuf (Rimburg) knikker [SGV (1914)] || Murmel. III-3-2
knipogen een oog knikken: en oog knikke (Rimburg), een oogje knikken: en ögske knikke (Rimburg) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
knobbelzwaan zwaan: zwaan (Rimburg) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien matsen: matsje (Rimburg) morsen [SGV (1914)] III-2-3