e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauw flauw: flauw (Roermond, ... ) niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flauw valle (Roermond, ... ), kwalijk vallen: kwaolik valle (Roermond), kwalijk worden: kwaolik waere (Roermond), van de sokken gaan: hoe ging van de zök (Roermond), van de zök gaon (Roermond), van zijn geloop gaan: dai is van zien gelauf gegangen (Roermond) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje dunne koek: dunnə kōōk (Roermond), flensje: flensje (Roermond, ... ), koekje: keukske (Roermond), pannenkoekje: pannekeukske (Roermond) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
flets pips: pips (Roermond, ... ) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
flink; flinke persoon flink: flink (Roermond, ... ) geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Roermond), flūūm (Roermond), klark: klark (Roermond) fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen een kwaai uitspijen: ein kwaaj oetsjpīēje (Roermond), fluimen: fluume (Roermond), klarken: klarke (Roermond), uitleggen: *  oetlègge (Roermond) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fluisteren: fluustere (Roermond) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fluwelen broek velours (fr.): floere rok (Roermond) velours III-1-3
fokmerrie fokmeer: fǫkmē̜r (Roermond) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.] I-9