20838 |
flauw |
flauw:
flauw (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flauw valle (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
kwalijk vallen:
kwaolik valle (L329p Roermond),
kwalijk worden:
kwaolik waere (L329p Roermond),
van de sokken gaan:
hoe ging van de zök (L329p Roermond),
van de zök gaon (L329p Roermond),
van zijn geloop gaan:
dai is van zien gelauf gegangen (L329p Roermond)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
dunne koek:
dunnə kōōk (L329p Roermond),
flensje:
flensje (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
koekje:
keukske (L329p Roermond),
pannenkoekje:
pannekeukske (L329p Roermond)
|
flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
pips:
pips (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L329p Roermond),
flūūm (L329p Roermond),
klark:
klark (L329p Roermond)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
een kwaai uitspijen:
ein kwaaj oetsjpīēje (L329p Roermond),
fluimen:
fluume (L329p Roermond),
klarken:
klarke (L329p Roermond),
uitleggen:
*
oetlègge (L329p Roermond)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
fluustere (L329p Roermond)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.):
floere rok (L329p Roermond)
|
velours
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
fokmeer:
fǫkmē̜r (L329p Roermond)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|