e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootvader bestevader: bèstevader (Roermond), inz. ouwelijk gekleed jongetje  bèstevader (Roermond), grootvader: groo:tfaadər (Roermond), grootvaadər (Roermond), grootvader (Roermond, ... ), opa: oopaa (Roermond) broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader, bestevaar || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] || ouwelijke man III-2-2
grootx groot: groo:t (Roermond, ... ), groot (Roermond, ... ), grōt (Roermond), ps. boven de Ø staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  grōt (Roermond) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij boerenhof: burǝnhǭf (Roermond) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote egelskop waterlis: WLD  waterlis (Roermond) Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)] III-4-3
grote hoeveelheid, hoop berm: berm (Roermond), hoop: houp (Roermond, ... ), kwats: kwatš (Roermond) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoeveelheid, hoop || hoop, stapel III-4-4
grote hostie hostie (<lat.): hostie (Roermond) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote knikker bikkel: bigkel (Roermond), 3, 7, 74, 106  biGGəl (Roermond), z. bikkel.  bigkel (Roermond), kogel: koogel (Roermond), Ich höb 10 kölse getoesj veur eine kogel.  kogel (Roermond) Bigkel*: Stuiter, stenen kogel. || Bikkel: 2. stenen kogel, stuiter. || Een grote knikker. [N R (1968)] || Kogel: b) dikke knikker. || Steenen kogel. III-3-2
grote ruzie? rel: rel (Roermond) een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1
grote schoonmaak grote schoonmaak: grotĕ sjoonmaak (Roermond), poets: pŏĕts (Roermond), Ich bön aan de (grote) poets  poets (Roermond), Kiek maar neet róndj, ich bön aan de poets de grote poets: de voorjaarsschoonmaak  poets (Roermond), schoonmaak: dĕ sjoonmaak is achtĕr dĕ rūk (Roermond), ver zeen aan de sjoonmaak (Roermond) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || poets || schoonmaak || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
grote trom dikke trom: dikə trōm (Roermond), dikə troͅm (Roermond), Sub trom.  dieke troe:m (Roermond) [Grote trom?]. || Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2