20288 |
grootvader |
bestevader:
bèstevader (L329p Roermond),
inz. ouwelijk gekleed jongetje
bèstevader (L329p Roermond),
grootvader:
groo:tfaadər (L329p Roermond),
grootvaadər (L329p Roermond),
grootvader (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
opa:
oopaa (L329p Roermond)
|
broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader, bestevaar || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] || ouwelijke man
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groo:t (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
groot (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
grōt (L329p Roermond),
ps. boven de Ø staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.
grōt (L329p Roermond)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33317 |
grote boerderij |
boerenhof:
burǝnhǭf (L329p Roermond)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
24750 |
grote egelskop |
waterlis:
WLD
waterlis (L329p Roermond)
|
Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
berm:
berm (L329p Roermond),
hoop:
houp (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
kwats:
kwatš (L329p Roermond)
|
een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoeveelheid, hoop || hoop, stapel
III-4-4
|
23543 |
grote hostie |
hostie (<lat.):
hostie (L329p Roermond)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22504 |
grote knikker |
bikkel:
bigkel (L329p Roermond),
3, 7, 74, 106
biGGəl (L329p Roermond),
z. bikkel.
bigkel (L329p Roermond),
kogel:
koogel (L329p Roermond),
Ich höb 10 kölse getoesj veur eine kogel.
kogel (L329p Roermond)
|
Bigkel*: Stuiter, stenen kogel. || Bikkel: 2. stenen kogel, stuiter. || Een grote knikker. [N R (1968)] || Kogel: b) dikke knikker. || Steenen kogel.
III-3-2
|
21803 |
grote ruzie? |
rel:
rel (L329p Roermond)
|
een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote schoonmaak:
grotĕ sjoonmaak (L329p Roermond),
poets:
pŏĕts (L329p Roermond),
Ich bön aan de (grote) poets
poets (L329p Roermond),
Kiek maar neet róndj, ich bön aan de poets de grote poets: de voorjaarsschoonmaak
poets (L329p Roermond),
schoonmaak:
dĕ sjoonmaak is achtĕr dĕ rūk (L329p Roermond),
ver zeen aan de sjoonmaak (L329p Roermond)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || poets || schoonmaak || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikə trōm (L329p Roermond),
dikə troͅm (L329p Roermond),
Sub trom.
dieke troe:m (L329p Roermond)
|
[Grote trom?]. || Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|