26734 |
heizode |
ris:
res (L329p Roermond),
rus:
rø̜š (L329p Roermond)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
poort:
port (L329p Roermond)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19488 |
hek, poortje |
hek:
hék (L329p Roermond)
|
hek
III-2-1
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L329p Roermond)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
gaar:
ps. (*): Roermonds woord! (steeds met ontkenning).
gaar (L329p Roermond),
gaaruit:
ps. (*): Roermonds woord! (ter versterking van gaar, ook steeds met ontkenning).
gaarōēt (L329p Roermond)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (L329p Roermond)
|
helpen
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L329p Roermond),
hemel (L329p Roermond)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND]
III-3-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaartsdag:
hemelvaartsdaag (L329p Roermond)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
broek:
bruk (L329p Roermond),
kloek:
kluk (L329p Roermond)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19511 |
hengsel |
hengel:
hingel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
hengsel:
hingsel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|