e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vuur aansteken aanschieten: aansje:te (Roermond) aansteken III-2-1
het vuur doven doven: douve (Roermond), ⁄t vuur douve (Roermond), laten uitgaan: de kachel ōēt laote gaon (Roermond), sjtoof laote oetgaon (Roermond), ⁄t vŭŭr in de sjtoof laoten ŏĕtgaon (Roermond), uit laten gaan: de kachel oet laote gaon (Roermond), ⁄t vuur oet laote gaon (Roermond), uitgaan: oetgaon (Roermond) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
hete bliksem aardappelen-appelen: aerpele-appele (Roermond), hete bliksem: heite bliksem (Roermond, ... ), Syst. Veldeke  heite bliksem (Roermond), stamppot van aardappelen met appelen: Syst. WBD  sjtamppot van éérpele mit appelen (Roermond) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heukeling opper: ǫpǝr (Roermond) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden uitspreiden: utšpręi̯ǝ (Roermond) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heulbank boorblok: bǭrblǫk (Roermond), post: pǫst (Roermond) Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.] II-12
heup heup: heup (Roermond, ... ), huəp (Roermond), hö:p (Roermond) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
heupjicht ischias: ishcias (Roermond), isias (Roermond), jicht: jich (Roermond) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)] III-1-2
heuvel, kleine hoogte bult: buljt (Roermond), bult (Roermond), eine bult (Roermond), hoogte: heu:chtə (Roermond, ... ), heu:gdə (Roermond, ... ), heugte (Roermond, ... ), heugtə (Roermond), opstapje: òpsjtèpkə (Roermond), verhoging: verheuging (Roermond) een kleine hoogte [hoogje] [N 91 (1982)] || heuvel, natuurlijke verheffing van de aardbodem, lager dan een berg [bult] [N 81 (1980)] || hoogte || hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hevige slag klats: klaats (Roermond), klāāts (Roermond), slag: sjlāāg (Roermond) een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] III-4-4