e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoefijzer hoefijzer: hōf˱īzǝr (Roermond) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hoo:k (Roermond, ... ), hook (Roermond, ... ), ruimte: ruumte (Roermond) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek III-4-4
hoek van een stuk land tomp: tømp (Roermond) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoekschop corner (eng.): corner (Roermond), körner (Roermond), Oet ne körner maakde Jaerke heel döks n gool.  kö:rner (Roermond) Corner: corner. || Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
hoektand hoektand: hooktajntš (Roermond), oogtand: aogtantj (Roermond), wolfstand: wŏlfstanjtj (Roermond) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel hoepel: hoepel (Roermond), reep: reip (Roermond, ... ), Iezere en houtere reipe. [Met afbeelding].  reip (Roermond) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || Reep: c) hoepel. III-3-2
hoepelen hoepelen: hoepele (Roermond), repen: reipe (Roermond, ... ), /  reipe (Roermond, ... ), [Imp.]  reip! (Roermond), vgl. pag. 241 sub reep: afl. reipe (ww.).  reipe (Roermond) b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || Hoepel! || hoepelen [SND (2006)] || Met de hoepel spelen. III-3-2
hoepelrok repenrok: reiperok (Roermond, ... ), Ss. sub reep.  reiperok (Roermond), Zie ook afb. p. 242.  reiperok (Roermond) [hoepelrok] || hoepelrok || hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoepels van de huifkar repen: ręi̯pǝ (Roermond) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hoesten hoesten: hooste (Roermond, ... ), kuchen: kuche (Roermond), rochelen: raogele (Roermond), rochele (Roermond, ... ) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2