32122 |
houtsnijder |
ornamentsteker:
̇ǫrnǝmɛntštē̜kǝr (L329p Roermond)
|
De persoon die op grotere meubelmakerijen het beeldhouwwerk aan meubels aanbrengt. [N 56, 91a; monogr.]
II-12
|
24170 |
houtsnip |
houtsnep:
houtsjnep (L329p Roermond)
|
houtsnip
III-4-1
|
19476 |
houtspaander |
flimp:
flump (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
serviesje:
servieskes (L329p Roermond)
|
dun houtje of opgevouwen papiertje dat men laat vlamvatten om er iets anders mee aan te steken || spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
šplentǝr (L329p Roermond)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
houtworm (L329p Roermond),
houtwòrm (L329p Roermond),
houtwórm (L329p Roermond),
WLD
houtwórm (L329p Roermond),
houtwormpje:
houtwurmpke (L329p Roermond)
|
houtworm [DC 23 (1953)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30268 |
houvast |
houvast:
h ̇ājvas (L329p Roermond)
|
Bout met aan een zijde een punt en aan de andere zijde een blad met spijkergaten. De houvast wordt in de muur geslagen om er houten voorwerpen, bijvoorbeeld een kozijn, aan vast te maken. [N 53, 226; monogr.]
II-12
|
29627 |
houweel |
hak:
hak (L329p Roermond)
|
Houweel of hak die vroeger gebruikt werd om de wielen van de kar of wagen vrij te maken als die vastgelopen was op slechte wegen. Deze hak werd ook gebruikt als steun voor de kar of wagen tot de wegen beter werden en de hak als steun vervangen werd door de zware karsteun. [N 17, 83; JG 1d; monogr.]
I-13
|
19187 |
hovaardig |
arrogant:
arrogant (L329p Roermond),
groots:
greuts (L329p Roermond),
hoog in de bol:
hoog in de bòl (L329p Roermond)
|
het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19176 |
hovardig |
hovaardig:
ho:vae:rdig (L329p Roermond)
|
hovaardig
III-1-4
|
21188 |
hozen |
hozen:
hoozə (L329p Roermond),
hoze (L329p Roermond)
|
water uit een boot werpen door middel van een hoosvat [hozen, baliën] [N 90 (1982)]
III-3-1
|