33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kiemen:
kēmǝ (L329p Roermond)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kien (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kiene (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktanjtj (L329p Roermond),
baktanjtš (L329p Roermond),
baktantj (L329p Roermond),
kies:
kies (L329p Roermond)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
eten met lange tanden:
aete mit lang tènj (L329p Roermond),
éétə mit lang ténj (L329p Roermond),
pinnen:
pinne (L329p Roermond),
pitsen:
pitse (L329p Roermond)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
fijnproever:
fīēnpreuver (L329p Roermond),
pin:
pinne (L329p Roermond),
pitser:
pitser (L329p Roermond),
pitsər (L329p Roermond)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
met lange tanden:
mit lang ténj (L329p Roermond),
viesgevallen:
Hae is lastig aan de taofel, hae is erg viesgevalle
vīē:sgeva:lle (L329p Roermond)
|
kieskeurig wat eten en drinken betreft || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
fijngevallen:
fīēngevalle (L329p Roermond),
keurspel:
cf. Schuermans p. 238, s.v. "keurspelig"= lastig, moeilijk om te voldoen
keurspəl (L329p Roermond),
kieskeurig:
kieskeurig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
krijtelijk:
Rh. Wtb. kent het zn. kröötsch (ziekelijk, kleinzerig iemand verwant met du. Kröte
kreutelik (L329p Roermond),
lastig:
lestig (L329p Roermond)
|
kieskeurig || kieskeurig, moelijk te voldoen || korzelig, lastig, moelijk te voldoen || niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
kietelen:
kiedele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kiewe (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ideosyncr.
kieuw (L329p Roermond),
WBD/WLD
kieuw (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|