e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meetje steken steken: sjtaeke (Roermond), sjtaike (Roermond) Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] || Steken: d) jongensspel met knopen of centen waarbij de spelers van enkele meters afstand de knoop of de cent op of zo dicht mogelijk bij een getrokken streep proberen te gooien. III-3-2
meetlat, duimstok liniaal: linijāl (Roermond  [(met schaalverdeling)]  ), meter: mē̜tǝr (Roermond  [(1 of 2 meter lang)]  ) Een in centimeters en/of duimen (inches) verdeelde maatstok van hout of metaal. Het woordtype zollstock (Q 116, Q 121c) duidt een vouwbare meetlat ter lengte van een meter of meer aan die men in de broekzak kan opbergen. Zie ook afb. 74. [N 33, 263; N 64, 84; N 66, 3; monogr.] II-11
meevaller buitenkansje: boetekenske (Roermond), mazzel: mazzel (Roermond), roefel: roefəl (Roermond) een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)] III-3-1
mei mei: mei (Roermond, ... ), meij (Roermond), De meij sjteit op de daak.  meij (Roermond) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] || Mei: b) versierde tak of kleine boom die op een gebouw wordt geplaatst als dit "onder de kap"is. III-3-2
meiboom mei: mɛj (Roermond), meiboom: meibaum (Roermond), meiboum (Roermond) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māxt (Roermond), māǝx (Roermond) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn doornenstruik: -  deurnesjtroek (Roermond) meidoorn [DC 13 (1945)] III-4-3
meikever meikever: meikaever (Roermond), meikäver (Roermond), meikèver (Roermond), muldenaar: muldeneer (Roermond, ... ), mö:ldenee:r (Roermond), ideosyncr.  muldeneer (Roermond), WBD/WLD  möldəneer (Roermond) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [Roukens 03 (1937)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
meineed valse eed: valse eid (Roermond) een valse eed, meineed [N 96D (1989)] III-3-1
meiraap kelen: LDB  kaele (Roermond) De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)] I-7