25047 |
sissen |
sissen:
sissen (L329p Roermond)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21444 |
sjacheraar |
sjachelaar:
sjacheleer (L329p Roermond),
sjacheraar:
eine sjàchereer (L329p Roermond),
sjachereer (L329p Roermond)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21581 |
sjacheren |
sjacheren:
sjachere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjàchere (L329p Roermond)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
knoflook:
geen mv
knoeflouk (L329p Roermond),
sjalot:
sjalot (L329p Roermond),
mv -e
sjelot (L329p Roermond),
WBD-WLD
sjáálòt (L329p Roermond),
sjalotje:
sjalötje (L329p Roermond),
sjarlot:
LDB
sjarlot (L329p Roermond),
mv -te
sjerlot* (L329p Roermond),
sjarlotje:
sjerlotje (L329p Roermond)
|
[DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šēs (L329p Roermond),
sjees (<fr.):
sjees (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)] || Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13, III-3-1
|
18686 |
sjerp |
sjerp:
sjerp (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22408 |
sjoelbak |
sjoelbak:
sjoelbak (L329p Roermond)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjoelbakke (L329p Roermond),
sjoelen:
sjoele (L329p Roermond)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
sjlaa:j (L329p Roermond),
šlaaj (L329p Roermond)
|
sla
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
houw dix ōm dīn ōrə (L329p Roermond),
slaan:
bōŋḍ ɛɛm blōw gəsjlāgə (L329p Roermond),
sjlaon (L329p Roermond),
sjlaon dich om dien orə (L329p Roermond),
sjlaon dich ŏm dien oorĕ (L329p Roermond),
šloan (L329p Roermond)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|