30095 |
steense muur |
steense muur:
štęjns [muur] (L329p Roermond)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van één metselsteen. Zie ook afb. 38, 39, 40. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37b; monogr.]
II-9
|
24251 |
steenuil |
steenhouwer:
sjteinhui:jer (L329p Roermond)
|
steenuil
III-4-1
|
24383 |
stekelbaars |
baars:
ideosyncr.
baars (L329p Roermond),
stekelbaars:
sjtaikelbaars (L329p Roermond),
sjtaìkelbaars (L329p Roermond),
WBD/WLD
sjtéékəlbáárs (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17820 |
steken |
steken:
štę̄kǝ (L329p Roermond)
|
Het prikken met de angel in de huid door de bijen. [N 63, 73b; Ge 37, 124; monogr.]
II-6
|
31766 |
stelknoppen |
knoppen:
(enk)
knup (L329p Roermond)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
sjtelpe (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
sjtelt (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjteͅlt (L329p Roermond),
24, A.II
štelt (L329p Roermond)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)] || Stelt.
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtumme (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjtummə (L329p Roermond)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
merken:
mɛrkǝ (L329p Roermond
[(een merkteken aanbrengen)]
),
slaan:
šlǭn (L329p Roermond),
stempelen:
sjtempele (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjtempələ (L329p Roermond),
štɛmpǝlǝ (L329p Roermond)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] || Met behulp van een slagstempel in koper een inscriptie aanbrengen. [N 66, 38a]
II-11, III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
sjtumvork (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|