19538 |
straatbezem |
bezem:
bessem (L329p Roermond),
straatbezem:
sjtraotbessem (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
goot:
geut (L329p Roermond),
zijp:
ziep (L329p Roermond),
zīēp (L329p Roermond)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
penaltie (L329p Roermond),
Driemaol körner penantiej!
pənantie:j (L329p Roermond),
Zonder L; klemtoon 2e lett.
penantie (L329p Roermond)
|
Penalty: penalty. || Strafschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
32894 |
strekel, wetstok |
strekel:
štrēkǝl (L329p Roermond)
|
Het gaat in dit lemma over de houten strekel of wetstok, met uitsluiting van de cementen strekel en de wetsteen, die in de volgende lemma''s ter sprake komen. Voor vorm en gebruik van de strekel, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Daar werd al opgemerkt dat het oorspronkelijke onderscheid tussen strekel en wetsteen welhaast is verdwenen. Daar het hier uitdrukkelijk over de houten strekel gaat, zijn de opgaven en aantekeningen als "steen die zo in de handel is" of "met cement eraan" ondergebracht bij wetsteen of cementen strekel; de opgaven voor "strekel" waarin het element "steen" voorkwam waren alle identiek aan de opgaven voor "wetsteen" in de betreffende plaats en zijn dan ook in het lemma ''wetsteen'' ondergebracht. Veel informanten hebben aangetekend dat de houten strekel "heel oud", "nu in ongebruik", "vroeger een eikehouten pen, thans een slijpsteen" (Q 211) was, of dat het "de oudere manier" van strijken was, die nu niet meer voorkomt. In een zevental plaatsen wordt opgemerkt dat men streek met de mathaak; het gaat hier kennelijk om het strijken van de zicht. Het betreft de opgaven mathaak in Q 179; zichtlat in P 197, Q 166 en 242, en zichthaak in P 224, Q 167 en 174. Zie afbeelding 9, nummer 3, waarop de strekel is vastgemaakt aan de steel van de zeis, zoals beschreven in de algemene toelichting bij de paragraaf over de zeis. Opvallend is de afwezigheid van materiaal in Zuidelijk Nederlands Limburg. Kennelijk zijn daar de strekel en het erbij horende zandblok ook uit de herinnering van de informanten verdwenen, of werd vanouds de zeis en de zicht met de wetsteen alleen gewet. Dit laatste werd bovendien in Belgisch Limburg uitdrukkelijk opgegeven in L 419, 423, 424, P 192, Q 6, 7, 10, 12, 13, 88, 91, 94, 155, 156, 157, 159, 170, 171, 172, 179 en 188. [N 18, 80; N 18, 67g; JG 1a, 1b; A 4, 28f; A 23, 16II; L 20, 28f; Lu 1, 16II; Gwn 7 add; monogr.]
I-3
|
31465 |
strekhamer |
slechthamel:
šlɛxhāmǝl (L329p Roermond)
|
In het algemeen een hamer voor het gladhameren van metalen voorwerpen. De strekhamer kan verschillende vormen hebben. Zie ook afb. 162. [N 33, 67; N 64, 39k; N 66, 6k; monogr.]
II-11
|
34263 |
stremsel |
stremsel:
štręmsǝl (L329p Roermond),
Òlauw water:
lau̯ wātǝr (L329p Roermond)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
18776 |
streng |
strang:
oze meister is erg sjtrang
sjtrang (L329p Roermond),
streen:
štrēn (L329p Roermond),
streng:
sjtreng (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
sjtrèng (L329p Roermond)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)] || sjtreng
II-7, III-1-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
streng:
sjtreng gare (L329p Roermond)
|
streng [garen]
III-1-3
|
29140 |
strengen |
klingen:
kleŋǝ (L329p Roermond)
|
Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.]
I-13
|
29011 |
strepen |
inkratsen:
enkratsǝ (L329p Roermond)
|
In naaiwerk ingeregen plooien met een naald of speld inkrassen. [Gi 1.IV, 36]
II-7
|