23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L329p Roermond)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
fastəlu.vənt (L329p Roermond),
vastelaovend (L329p Roermond),
Vastelaovend same! = groet tijdens de carnavalsdagen.
vastelaovend (L329p Roermond)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond: vastenavond.
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastedaag (L329p Roermond)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastenpreek:
vastepraek (L329p Roermond)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (L329p Roermond)
|
De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
t ̇on (L329p Roermond),
vat:
vāt (L329p Roermond)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
aam:
ǭm (L329p Roermond),
halve aam:
hǫwf˱ ǭm (L329p Roermond),
vat:
vāt (L329p Roermond)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
knokken:
Omschr. maakte of brachte de heele wèèreld ongerein.
knukə (L329p Roermond),
vechten:
vechte (L329p Roermond),
vègtə (L329p Roermond),
zich houwen:
houwe (L329p Roermond)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34266 |
vee |
beesten:
bēstǝ (L329p Roermond),
bēǝstǝ (L329p Roermond),
bīǝstǝ (L329p Roermond),
vee:
vē (L329p Roermond)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34269 |
vee fokken |
opfokken:
opfokken (L329p Roermond)
|
Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.]
I-11
|