e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vasten vasten: vaste (Roermond) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond vastelavond: fastəlu.vənt (Roermond), vastelaovend (Roermond), Vastelaovend same! = groet tijdens de carnavalsdagen.  vastelaovend (Roermond) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] || Vastenavond: vastenavond. III-3-2
vastendag vastendag: vastedaag (Roermond) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vastepraek (Roermond) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3
vastentijd vasten: vaste (Roermond) De periode van Aswoensdag tot Pasen (de grote vasten, vastentijd). [N 96C (1989)] III-3-3
vat, ton ton: t ̇on (Roermond), vat: vāt (Roermond) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vat, ton (naar inhoud) aam: ǭm (Roermond), halve aam: hǫwf˱ ǭm (Roermond), vat: vāt (Roermond) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vechten knokken: Omschr. maakte of brachte de heele wèèreld ongerein.  knukə (Roermond), vechten: vechte (Roermond), vègtə (Roermond), zich houwen: houwe (Roermond) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] || ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vee beesten: bēstǝ (Roermond), bēǝstǝ (Roermond), bīǝstǝ (Roermond), vee: (Roermond) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
vee fokken opfokken: opfokken (Roermond) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11