e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boeren akkeren: akǝrǝ (Roermond) Het uitoefenen van het boerenbedrijf; voor de opgaven labeuren doorgaans met de speciale connotatie van zware lichamelijke arbeid. Andere bijzonderheden zijn bij de opgaven zelf vermeld. Voor Q 20, 101, 113 en 253 is aangetekend dat uitspannen (ūtɛ̄panǝ) wordt gebruikt voor het "ophouden met boeren"; in Q 101 wordt bovendien voor "beginnen met boeren" de term zich aanspannen (zix ānɛ̄panǝ) opgegeven. Zie ook kaart 5. [L 37, 11c; monogr.; add. uit N 5A, 95a] I-6
boerenjasmijn jasmijn: jasmien (Roermond), jasmijn (Roermond), WBD-WLD  jàsmijn (Roermond) Jasmijn, een heester met witte, welriekende bloemen (jasmijn, zezemien). [N 82 (1981)] III-4-3
boerenkool boerenmoes: boeremoos (Roermond, ... ), boerenmoos (Roermond), bōēremoo:s (Roermond), Syst. Veldeke  boeremoos (Roermond), Syst. WBD  boeremoos (Roermond) boerenkool || Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] I-7, III-2-3
boerenkoolstamppot boerenmoes: boeremoos (Roermond, ... ), Syst. Veldeke  boeremoos (Roermond), boerenmoes met aardappelen ondereen: boeremoos mit erpele ongerein (Roermond), stamppot van aardappelen met boerenmoes: Syst. WBD  sjtamppot van éérpele mit boeremoos (Roermond) boeremoes || Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)] III-2-3
boerenvlaai vla: Syst. WBD  flaa (Roermond), vlaai: vlaai, flaaje (Roermond), Syst. Veldeke  flaaj (Roermond), Syst. WBD  flaaj (Roermond) Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)] III-2-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalg: sjwa:lg (Roermond), sjwalg (Roermond), sjwàlg (Roermond), šwal:ch (Roermond), zjwalg (Roermond), zwalg (Roermond), žwoͅləgə (Roermond), zwaluw: zwaluu (Roermond) boerenzwaluw [DC 18 (1950)] || zwaluw [DC 35 (1963)] || zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
boerin boerin: boerin (Roermond, ... ), buren (Roermond), halferse: halferse (Roermond), halfǝrsǝ (Roermond), vrouw: vrouw (Roermond) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]de vrouw van een boer [meesterse, bazin(ne), vrouw, juffrouw, mevrouw] [N 87 (1981)] || vrouw van de halfer I-6, III-3-1
boertig grauw: grauw (Roermond), ordinair: ordinair (Roermond) met zeer platte humor [drollig, boertig] [N 85 (1981)] III-1-4
boertje, kleine boer boertje: bȳrkǝ (Roermond), bø̄rkǝ (Roermond), keuter: kø̜̄tǝr (Roermond) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
boete boete: boete (Roermond, ... ), boetə (Roermond) Boete [de boes]. [N 96D (1989)] || een geldstraf [boete, kore, amende] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-3