e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braakliggen braak: brǭk (Roermond), braakliggen: brǭkleqǝ (Roermond), dries: drēs (Roermond) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braam braam: br ̇ǭm (Roermond) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes bramelen: braomel (Roermond, ... ), bramelten: brōmələtə (Roermond) braam(bessen) [RND] || braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)] III-4-3
braambessen bramelen: brǭmǝlǝ (Roermond), bramelten: bromǝltǝ (Roermond) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamsluiper garendief: gaarendief (Roermond) braamsluiper III-4-1
braamstruik bramelen: braomel (Roermond), bramelenstruik: braomelsjtroek (Roermond), WBD-WLD  braomələ sjtroek (Roermond), bramelstruik: bròmelsjtroek (Roermond), bramenstruik: braomesjtroek (Roermond) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: vleis braoje E gebraoje haenke Ich höb ei vuur dao kan me nen ós op braoje Appele, kersjaanjele braoje Zien rooj wengskes blónke wie gebraoje eppelkes  braoje (Roermond) braden III-2-3
braken braken: brake (Roermond), gobbelen: göbbele (Roermond), golven: golve (Roermond), kalven: kalve (Roermond), keuken: Ook bij 4 e.v. keuke.  köke (Roermond), kotsen: kotse (Roermond, ... ), overgeven: euvergaive (Roermond), spijen: sjpīēje (Roermond), spieje (Roermond), spugen: spuge (Roermond) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)], [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramelenvlaai: braomelevlaaj (Roermond), broameleflaaj (Roermond), Syst. WBD  braomeleflaaj (Roermond), brameltenvlaai: broamelteflaaj (Roermond), broameltevlaai (Roermond) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brandblaar brandblaar: brandjbloar (Roermond) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2