18684 |
dikke wollen sjaal |
sjaal:
sjaal (L329p Roermond),
wollen sjaal:
wölle sjaal (L329p Roermond)
|
das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18266 |
dikke, warme mantel |
duffel:
B.v. t Is kaad, haol dienen duffel maar oet de kas.
duffel (L329p Roermond),
mantel:
mantjel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
warme mantel:
warme mantjel (L329p Roermond)
|
damesmantel, warme ~ [windvanger, kabang] [N 23 (1964)] || duffel
III-1-3
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
dinsdaag (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
dinsdaāg (L329p Roermond),
dinsdig (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22481 |
dinsdag voor aswoensdag |
vastelavondsdinsdag:
vastelaovesdinsdaag (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18601 |
directoire |
boks:
bòks (L329p Roermond),
bóks (L329p Roermond),
directoire (fr.):
directoire (L329p Roermond),
direktoire (L329p Roermond),
dirrektoire (L329p Roermond)
|
directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22665 |
dirigent |
directeur:
dirəkt"r (L329p Roermond),
dirigent:
di(e)rriezjent (L329p Roermond),
dirigent (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
dirəgeͅnt (L329p Roermond)
|
De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] || Dirigent: dirigent.
III-3-2
|
23565 |
dirigent van het zangkoor |
dirigent (<du.):
dirigent (L329p Roermond)
|
De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23931 |
dispensatie |
dispensatie (<fr.):
dispensatie (L329p Roermond)
|
De ontheffing, vrijstelling van een kerkelijk gebod of voor-schrift (op het gebied van de zondagsheiliging, vasten en onthouding, huwelijk). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31706 |
dissel |
dissel:
desǝl (L329p Roermond),
disselboom:
desǝlbǫu̯m (L329p Roermond),
distelenboom:
destǝlǝbau̯m (L329p Roermond)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
32860 |
distel |
distel:
distǝl (L329p Roermond)
|
De distel (velddistel of akkerdistel, Cirsium arvense) is een hardnekkig onkruid dat zowel in de wei als in de akker bestreden moet worden. De plant heeft sterke, tot diep in de grond vertakte wortels, lange, tot 150 cm hoge stengels die, evenals de lancetvormige bladen, met stekels bezet zijn; de bloemen zijn rood-lila van kleur. De velddistel moet niet verward worden met de melkdistel (Sonchus oleraceus) die wordt geplukt, en soms gekweekt, als konijnevoer. Deze plant zal behandeld worden in de aflevering over het kleinvee. Hier worden eerst de enkelvoudsvormen gegeven: de antwoorden op de vraag naar de naam van de plant. Vervolgens worden ook de meervoudsvormen vermeld; in de woordenschat van de boer zal het begrip immers voornamelijk in het meervoud voorkomen: "die wei staat vol met distels", "distels uitsteken", enz. Zie afbeelding 2. [voor de opgaven in enkelvoud: N 92, 100; L 1 a-m; L 23, 12a; voor de opgaven in meervoud: JG 1b]
I-3
|