24632 |
waterloot |
dief:
deef (L329p Roermond),
diefje:
deefke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
LDB
deefke (L329p Roermond)
|
Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18128 |
waterpokken |
pokken:
poeke (L329p Roermond),
waterpokken:
waterpokke (L329p Roermond),
waterpōkke (L329p Roermond)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
gat:
xa.t (L329p Roermond),
put:
pøͅt (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
waterput:
waterpøͅt (L329p Roermond),
wātərpøͅt (L329p Roermond)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [RND 08] [Roukens 03 (1937)] [Willems (1885)]
I-7
|
24666 |
waterranonkel |
ranonkel:
renónkel (L329p Roermond)
|
ranonkel
III-4-3
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wātǝrlǭx (L329p Roermond),
waterring:
wātǝrreŋk (L329p Roermond)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24398 |
waterspin |
waterspin:
watersjpin (L329p Roermond)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18123 |
waterzucht |
waterzucht:
waterzuch (L329p Roermond),
zucht:
zuch (L329p Roermond)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
ongedaan maken:
de koup óngedaon make (L329p Roermond),
ongedaon make (L329p Roermond),
ontbinden:
intbuije (L329p Roermond)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
duur zijn:
duur (L329p Roermond),
goed betaald worden:
de eier wéére deze mòòndj good betaald (L329p Roermond)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
kwaodgeldj (L329p Roermond)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|