19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kənāri (L293p Roggel)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
tàndj (L293p Roggel)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandjpien (L293p Roggel)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
meun:
cf. WNT s.v. "meu"; cf. Roukens s.v. "Tante und Muhne", p. 323-328 o.a. "meun (-m)". Zie moei; dit woord verdwijnt en wordt nu vaak vervangen door tante
meun (L293p Roggel),
tant:
neen
tant (L293p Roggel)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32980 |
tarwe |
weit:
wɛi̯t (L293p Roggel)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33430 |
tasruimte naast de dorsvloer |
bermplaats:
bɛrǝmplāts (L293p Roggel),
gebont:
gǝbo.ŋktj (L293p Roggel),
groot gebont:
grūǝt ˲gǝbo.ŋktj (L293p Roggel),
klein gebont:
klęi̯ gǝbo.ŋktj (L293p Roggel)
|
Het schuurvak of de door het tasmuurtje van de dorsvloer gescheiden ruimte naast de dorsvloer waar veelal de graanschoven bewaard worden. Men stapelt er van de vloer tot onder het dak. Om schade door ratten of muizen tegen te gaan legt men onderaan takkenbossen of oud stro, ook maakt men wel een vloertje van planken op stenen, zodat de katten er onderdoor kunnen. Men tast in een van de vakken van de tasruimte ook wel stro of hooi. De benamingen betreffen de gehele tasruimte (bestaande uit een of meer vakken, naar gelang de indeling en de grootte van de schuur), één van de vakken van de tasruimte (vaak voor een bepaald gebruik) of een van de tasruimten als er aan beide zijden van de dorsvloer een is. Met een cijfer achter het codecijfer wordt, indien mogelijk, aangegeven uit hoeveel vakken de tasruimte bestaat of hoeveel van de zo genoemde tasruimten er zijn. In het lemma komen twee typen metonymieën voor: de benaming van de oogststapel wordt gebruikt voor de ruimte waar gestapeld wordt (in de gevallen tas en berm en hun samenstellingen) en ook wordt de benaming van de begrenzing van de ruimte, het gebont en de daarmee verbonden woordgroepen, benut voor de ruimte zelf. Deze twee gevallen van betekenisuitbreiding staan achter in het lemma bijeen. Zie ook het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6). En vergelijk nog Goossens 1963b en 1973 (over wis) en, speciaal voor uilicht, Goossens 1988, 165-167, met kaart. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen (tas(t)) en (berm) het lemma "oogststapel in de schuur" (3.3.6), van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). Zie ook afbeelding 14.e bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 69a; N 4A, 10b; N 5, 81 en 85a; N 14, 48; N 15, 49b; N C, 5a; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; L 48, 13; Lu 2, 13; Gi 2.1, 20; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 58b, 70a en 71]
I-6
|
23649 |
te communie gaan |
te communie (<lat.) gaan:
te kemuunie goan (L293p Roggel)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24385 |
teek |
teek:
taek (L293p Roggel)
|
teek [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
kloten:
kloote (L293p Roggel)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
33793 |
teelballen, testes |
kloten:
kluǝtǝ (L293p Roggel)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|