e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weersgesteldheid weer: wèr (Roggel) weer [DC 03 (1934)] III-4-4
weerstand biedend wreed: vrē (Roggel) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Roggel) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weg weg: wɛ.əx (Roggel) weg [RND] III-3-1
wei groes: grōs (Roggel), wei: wē̜i̯ (Roggel), węi̯ (Roggel, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weiland in het algemeen wei: węi̯ (Roggel) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
wenkbrauw oogsbrauw: òugsbroa (Roggel) wenkbrauw [DC 01 (1931)] III-1-1
werk (zn) werk: werk (Roggel) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werken werken: wirəkə (Roggel) werken [RND] III-3-1
werkplaats werkplaats: werkplāts (Roggel) Het lokaal of de plaats waar de schoenen gemaakt worden. [N 60, 219a] II-10