32381 |
heulbank |
heulbank:
hø̜̄lbaŋk (L293p Roggel)
|
Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.]
II-12
|
17645 |
heup |
heup:
hĕŭp (L293p Roggel)
|
heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17776 |
hiel |
hiel:
hil (L293p Roggel),
vers:
vaers (L293p Roggel),
véérs (L293p Roggel),
vêrs (L293p Roggel)
|
hak (hiel) [DC 01 (1931)] || Het achterste gedeelte van de voet. [N 60, 168a] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
II-10, III-1-1
|
18470 |
hiel [wld ii.10, p. 7] |
hiel:
hiĕl (L293p Roggel)
|
Het achterste gedeelte van de voet? (hiel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30917 |
hielpand |
achterstuk met de derbyklep:
axtǝrštøk met dǝ dɛrbiklɛp (L293p Roggel)
|
Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28]
II-10
|
18437 |
hielpand [wld ii.10, p. 24] |
achterstuk met de derbyklep:
achtərsjtuk mi də derbieklep (L293p Roggel)
|
Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30827 |
hielpartij |
hiel:
hil (L293p Roggel)
|
Het gedeelte van de schoen achter het hol. [N 60, 168b]
II-10
|
18496 |
hielpartij [wld ii.10, p. 7] |
hiel:
hiĕl (L293p Roggel)
|
Alles van de schoen achter het hol? (hielpartij?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18344 |
hielstuk van een schoen |
contrefort (fr.):
kontrəfòòr (L293p Roggel),
hielvoering:
Ingezet stukje.
hielvooring (L293p Roggel)
|
Een stijf stuk leer tot meerdere stevigheid in de schacht aan de hielkant tussen leer en voering vastgekleefd (contrefort, hielstijf, bezetsel?) [N 60 (1973)] || Hielstukje? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30977 |
hielstukje |
hielvoering:
hilvōreŋ (L293p Roggel)
|
Ingezet stuk of bezetstuk in de hak aan de binnenkant. [N 60, 169b]
II-10
|