18354 |
hoge of halfhoge hak |
hakje:
häkskəs (Q076p Romershoven),
versje:
väskəs (Q076p Romershoven)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
get:
yetə (Q076p Romershoven)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
snäwšūn (Q076p Romershoven)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19784 |
hond |
hond:
hoͅ.nt (Q076p Romershoven)
|
hond [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
21043 |
honing |
honing:
huǫ.neŋ (Q076p Romershoven)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28675 |
honingpers |
honingpers:
huǫneŋpā.s (Q076p Romershoven)
|
Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.]
II-6
|
18187 |
hoofddoek |
hoofdplag:
hø̜i̯tplax (Q076p Romershoven),
plaggetje:
pleͅxskə (Q076p Romershoven)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
høͅytkeͅis (Q076p Romershoven)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
begijnenkap:
bəgäinəkap (Q076p Romershoven),
kap:
kap (Q076p Romershoven)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
lōͅs (Q076p Romershoven, ...
Q076p Romershoven),
läi̯s (Q076p Romershoven)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|