17666 |
duim |
duim:
doem (L373p Roosteren),
dōēm (L373p Roosteren)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21965 |
duivenhok |
duivenspijker:
duvǝspikǝrt (L373p Roosteren)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|
18006 |
duizelig |
dol:
doe wurs dulle (L373p Roosteren),
dulle (L373p Roosteren),
duizelig:
doe wurs du‧zelig (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren),
duzelig (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)]
III-1-2
|
20721 |
dun sneetje brood |
sneetje:
schneetje braod (L373p Roosteren)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34239 |
dunne melk |
blauwe melk:
blau̯w mɛlk (L373p Roosteren),
geen vet:
gɛi̯n vɛt (L373p Roosteren)
|
Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74]
I-11
|
19310 |
durven |
durven:
durve (L373p Roosteren)
|
durven (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
deur (L373p Roosteren),
duur (L373p Roosteren)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)]
III-3-1
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweͅi̯əl (L373p Roosteren)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dweͅi̯ələ (L373p Roosteren)
|
stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33297 |
echte koekoeksbloem |
koekoeksbloem:
kukuksblom (L373p Roosteren)
|
Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.]
I-5
|