e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haarspit haarbol: hārbǫl (Roosteren) Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.] I-3
haarwrong knot: knot (Roosteren), knotje: knotje (Roosteren, ... ) haarwrong van een vrouw [knutje, tres, tots] [N 10 (1961)] III-1-1
haas haas: haas (Roosteren) haas [DC 07 (1939)] III-4-2
hagedis hagedis: hagedis (Roosteren) hagedis [DC 07 (1939)] III-4-2
hagelbui hagelbui: hagelbuuj (Roosteren) hagelbui [DC 16 (1948)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagelkorrel: hagelkorrel (Roosteren) hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hak hak: hak (Roosteren) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] II-10
hak van een schoen hak: den hak (Roosteren) hak van de schoen [N 07 (1961)] III-1-3
hakken, wieden met de hak uitdoen: ūt˱dōn (Roosteren) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
hakmes wapen: waope (Roosteren) hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] III-2-1