e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroeshaar kroeshaar: kroeshaor (Roosteren), krulletjeshaar: krulkes haor (Roosteren) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: luips (Roosteren), løͅi̯pš (Roosteren) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kròmp (Roosteren) krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
kropgat gat van de steen: gāt ˲van dǝ stęjn (Roosteren) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruidwis kruidwis: kroetwèsj (Roosteren) kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruin kruin: kruun (Roosteren, ... ) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruis kruis: kryts (Roosteren) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] I-11
kruisbeeld kruis: kruuts (Roosteren), kruisbeeld: kruutsbeelt (Roosteren) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbeen kruisbeen: krytsbęi̯n (Roosteren), krytsbɛi̯n (Roosteren) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruk, aardappelpoter poter: pōǝtǝr (Roosteren) Het stuk gereedschap waarmee men de gaten in de grond prikt om er pootaardappelen in te doen. Oorspronkelijk is het een dikke stok met een dwarsgeplaatste kruk aan de bovenkant. Het nadeel van deze stok is dat de grond wordt aangedrukt, hetgeen de groei van de plant niet ten goede komt. Moderne pootstokken hebben onderaan een holle buis waardoor de grond wordt weggehaald. Aardappelen gedijen het best in rulle, losse grond om goed door te schieten en vrucht te kunnen zetten. Zie ook de toelichting in het lemma Aanaarden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) aardappel het lemma Aardappel. [N 12, 13; JG 1b; monogr.; add. uit N 12, 12] I-5